Hoofdstuk 49
==
Phil deed die zondagochtend iets wat hij zelden deed: hij luisterde naar de berichten op de voicemail van hun vaste telefoon – het leek hem de enige manier om erachter te komen wat die zogenaamde echtgenote van hem tegenwoordig uitspookte. Ongelovig staarde hij naar de telefoon toen hij een beverige oude stem hoorde zeggen: ‘Hallo, u spreekt met Mrs. Alice Wilkinson. Wilt u zo vriendelijk zijn om me terug te bellen? Ik wil graag een afspraak maken voor een consult.’
Wat voerde Lou in godsnaam in haar schild? Liefhebberde ze soms met breinaalden? Hij moest zelf zijn zondagse ontbijt maken; bovendien waren de kranten niet bezorgd. Wat een lui varken was die krantenjongen. En er lag niets in de koelkast dat op een kip of een groot stuk vlees leek. Wat had Lou ook alweer gezegd toen ze de deur uitging? ‘Ik ga weg.’ Weg! Ze liet hem mooi zitten. Waarschijnlijk had ze de pest in dat hij steeds later thuiskwam en in de logeerkamer sliep, maar het effect was niet waar hij op had gehoopt. Ze had zo langzamerhand wanhopig moeten zijn; ze hoorde zich nu in allerlei bochten te wringen om het hem naar de zin te maken. Maar nee, ze leek hem een koekje van zijn eigen deeg te geven – de brutaliteit! Zo te zien had ze de vorige avond niet eens eten voor hem gemaakt. Er stonden geen pannen op het fornuis, er stond niets in de magnetron, de oven was koud en de pedaalemmer leeg.
Hij had geen zin om met Sue Shoesmith naar bed te gaan, maar het zag ernaar uit dat hij het toch zou moeten doen, gewoon om zijn vrouw mores te leren. En als hij dat deed, had Lou het geheel aan zichzelf te wijten.
==
Lou stak genietend het laatste hapje toast in haar mond. ‘Die bakkerij van jou maakt erg lekker brood, Gladys.’
‘Dank je,’ zei Gladys trots. ‘We zijn niet op de ingrediënten gaan beknibbelen en toch doen we nog steeds goede zaken. Gelukkig vindt niet iedereen de prijs belangrijker dan de kwaliteit.’
‘Zeg dat wel,’ zei Lou glimlachend. ‘Nou, ben je klaar voor de volgende ronde?’
‘Reken maar.’
‘Oké, daar gaan we.’
Ze gingen naar boven, naar Gladys’ kleedkamer, de op één na laatste stap op weg naar het eindpunt. Zelfs op haar leeftijd had Gladys nog kleren die ze nooit meer zou passen. De jurk die ze had gedragen op hun veertigste trouwdag en daarna nooit meer aan had gehad en de japon die ze meer dan vijftig jaar geleden had gedragen voor de bruiloft van haar beste vriendin belandden als eerste op een hoop voor de kringloopwinkel, gevolgd door ouderwetse mantelpakjes en een heuse tulband die op de hoedenplank lag. Gladys begon in paniek te raken.
‘Kijk eens hoeveel ruimte er in je kast is.’ Lou benadrukte het positieve. ‘Alles wat er nu nog hangt, zijn kleren die je ook werkelijk draagt.’
En Gladys moest toegeven dat ze gelijk had.
Gladys had twee laden vol met oude foto’s die ze altijd al eens in een album had willen plakken, maar daar was het nooit van gekomen.
‘Ik denk dat ik er een hele hoop kan weggooien,’ zei ze. Ze viste een foto uit de stapel en hield hem stralend omhoog. ‘Maar deze niet. Kijk, dit is mijn Bernie. Is hij niet om op te vreten?’
Bernie was lang, met een rechte rug, een grote neus en een brede grijns. Hij was niet in de klassieke zin knap, maar Lou kon zien dat zijn vrolijke gezicht aantrekkelijk was.
‘Dit zijn we samen in Blackpool, op onze huwelijksreis. In die tijd hadden we geen rooie cent.’ Ze gaf de foto aan Lou. Bernies arm lag rond het middel van een jonge, mollige Gladys met een grote boezem, en ze grijnsden allebei dolgelukkig naar de camera.
‘En dit,’ zei Gladys terwijl ze Lou de volgende foto liet zien, ‘zijn we voor onze gouden bruiloft, op een cruise.’ Het paar op de foto stond even dicht tegen elkaar aan als op de vorige foto – zijn arm lag nog steeds rond haar inmiddels uitgedijde middel, en ze glimlachten nog even gelukkig.
‘Zo te zien waren jullie heel erg gelukkig,’ zei Lou zacht.
‘Gelukkig komt er niet eens bij in de buurt, liefje,’ zei Gladys. ‘Ik heb vanaf het eerste moment dat ik hem zag van hem gehouden. Tegenwoordig zeggen wetenschappers dat het niet kan, maar ik verzeker je van wel! We hebben zoveel pret gehad, zo vaak gelachen samen. Net als elk getrouwd stel hadden we natuurlijk ook onze moeilijke momenten, maar het was altijd heerlijk om het dan weer goed te maken.’
Kennelijk dacht ze terug aan een bepaalde herinnering die haar blij maakte, en aan de uitdrukking op haar gezicht te oordelen was het ook een pikante herinnering.
‘Hij noemde me zijn “papegaai”,’ bekende ze grinnikend. ‘Voor ons eerste afspraakje droeg ik een hoed met veren, en de bijnaam is altijd blijven hangen.’
‘Had je ook een bijnaam voor hem?’ vroeg Lou met een glimlach.
‘Ja, die had ik, maar die kan ik je niet vertellen, want dan zou je me een schunnige oude dame vinden.´
Lou gooide haar hoofd naar achteren en lachte.
‘En kijk eens naar deze.’ Gladys gaf Lou een foto van een veel oudere en magere man in een blauw pak, met een bleek, uitgemergeld gezicht. ‘Dat was op de bruiloft van onze zoon, het laatste feest waar hij bij kon zijn. En weet je, mijn hart ging nog steeds sneller kloppen als ik naar hem keek, net als in de tijd dat we net verkering hadden. O, wat zag hij er knap uit in een pak, zelfs toen hij al ziek was en zo mager was geworden. Toen we voor de foto poseerden, zei hij tegen me: “Gladys, liefste, ik heb nooit van mijn leven een vrouw ontmoet die net zo leuk was als jij.” Dat zei hij tegen me, na al die jaren! Hij was een echte heer, hij heeft me altijd als een koningin behandeld,’ voegde ze er met een dromerige blik aan toe.
Een dikke natte traan landde op de foto, maar die kwam niet uit Gladys’ oog.
‘Sorry,’ mompelde Lou.
‘Wat is er, liefje?’ Gladys boog zich naar haar toe en sloeg een arm om haar heen.
‘Niets.’ Lou slikte en hervond haar zelfbeheersing. ‘Kom, laten we doorgaan met deze kamer, dan zijn we klaar voordat ik wegga.’
Soms vond je in andermans oude rommel meer antwoorden dan in je eigen troep, dacht Lou.
==
Phil had heel dapper een boterham met kaas voor zichzelf gemaakt; die at hij op in de woonkamer. Lou was heel stil toen ze thuiskwam, en dat gaf hem een voldaan gevoel. Kennelijk raakten zijn fratsen haar dieper dan ze wilde laten blijken. Mooi. Het werkte dus wel degelijk om haar te negeren; misschien hoefde hij toch niet met Sue naar bed te gaan. Dat wilde hij eigenlijk nog steeds niet. Hij wilde Lou gewoon weer in het gareel zien te krijgen, alleen duurde het dit keer langer dan hij had gedacht.
Lou deed haar jas uit en liep rechtstreeks door naar de keuken. ‘Ik maak wel een bordje pasta.’
‘Dat lijkt me heerlijk, Lou.’ Hij zei het op een warme, hartelijke toon, gewoon om een beetje variatie aan te brengen in de mix.
Hij had zijn mobiele telefoon met opzet op een strategische plek op het aanrecht neergelegd. Hij had Sues pikante sms’jes gewist maar een paar tamme laten staan, net genoeg om Lou aan het denken te zetten als ze, zoals hij verwachtte, stiekem in zijn inbox zou kijken.
Precies zoals de bedoeling was, zag Lou de telefoon meteen. Ze keek voor de zekerheid naar de kamer, en toen ze zag dat hij in zijn leunstoel zat, stak ze haar hand ernaar uit. Maar toen bedacht ze zich; ze wist dat hij zijn mobieltje opzettelijk op het aanrecht had gelegd, dus was het kennelijk zijn bedoeling om haar te kwetsen, waarschijnlijk met een of andere stomme neptekst, om haar te laten denken dat er een andere vrouw op de loer lag.
Terwijl ze pasta in een pan kokend water deed en groente hakte voor de saus bleef haar blik telkens naar het mobieltje gaan, ook al deed ze nog zo haar best om de verleiding te weerstaan. Stel nou dat hij het niet expres daar had neergelegd? Stel nou dat het stom toeval was? Misschien was dit haar gouden kans om van de ergerlijke vragen in haar hoofd verlost te zijn. Kom, zei ze tegen zichzelf, je kunt best snel even kijken, toe maar! Dan weet je tenminste zeker of er wel of geen andere vrouw in het spel is. Aarzelend stak ze haar hand uit.
Met bonzend hart pakte Lou de telefoon en ze drukte op het knopje voor de inbox. Er waren vier sms’jes van Sue mgo. Een koosnaampje. Weer een Sue. Intuïtief voelde ze aan dat het de vrouw moest zijn die in de showroom was geweest en met haar groene ogen op een jongere Lou had geleken. Stonden die letters daar soms voor – Met Groene Ogen? Lou voelde haar maag samentrekken toen de rook van haar verbeelding vaste vorm aannam. Ze keek opnieuw over haar schouder; Phil las nog steeds de krant. In werkelijkheid was dat niet zo, hij hield de krant alleen omhoog voor zijn gezicht en ritselde er af en toe mee om ik-lees-de-krant-geluiden te maken. Intussen maakte hij uit de doodse stilte in de keuken op dat Lou zijn sms’jes las.
Hallo, hoe gaat het? luidde het eerste.
Bedankt voor alles – het tweede.
Ik denk aan je – het derde.
Een glimlach omdat ik aan je denk x – het laatste.
Maar Phil had er geen rekening mee gehouden dat Sue hem een nieuw sms’je zou sturen. De telefoon trilde in Lous hand. Van schrik liet ze hem bijna vallen. Snel las ze het nieuwe bericht, en toen wist ze alles wat ze moest weten.
Lou wachtte tot de verdoving van de schok zou wegebben en ze kopje-onder zou gaan in een donkere poel van ellende. Ze wachtte tot haar hand naar haar mond zou gaan om een kreet van paniek te smoren, ze wachtte tot haar ogen zich zouden vullen met tranen, ze wachtte tot haar benen haar naar de woonkamer zouden brengen, ze wachtte op haar stem waarmee ze antwoord zou eisen op de vraag waarom een of ander vrouw hem porno stuurde. Maar wonderlijk genoeg gebeurde er helemaal niets.
Toen ze het bericht las, besefte ze dat haar verstand zojuist doordrongen was geraakt van een feit dat haar hart kennelijk al heel lang wist: haar huwelijk was dood. Het had de verhouding met Susan Peach overleefd, maar was tijdens de strijd dodelijk gewond geraakt, en op een gegeven moment, hoewel ze niet precies kon aangeven wanneer, had het de laatste adem uitgeblazen. Maar zij was zich er trouw aan blijven vastklampen, toegewijd en hoopvol, net zoals ze vast had gehouden aan alle dode maar vertrouwde rommel.
Lou wiste de sms, legde de telefoon op precies dezelfde plaats terug en pakte een houten lepel. Ze was merkwaardig kalm toen ze de gerookte zalm, dille, avocado en room door elkaar roerde en vervolgens omschudde met de gare penne, knoflook, ui, groene paprika, versgemalen zwarte peper en kruidenzout. Phil liet zijn half opgegeten boterham ervoor staan, en hoewel hij niet hardop zei dat hij het lekker vond, schepte hij zichzelf wel een tweede keer op. Door de glazige blik in de ogen van zijn vrouw had hij flinke trek gekregen. Er was geen toetje, maar hij zat vol en hij was in de stemming voor stilton, port en een dikke sigaar.
Lou stond bij het aanrecht toen hij binnenkwam om nog een glas port in te schenken. Ze zag zijn spiegelbeeld in het raam. Hij keek naar buiten, de sigaar tussen zijn tanden geklemd.
‘Ik denk dat ik koikarpers ga kopen voor de vijver,’ zei hij.
En toen wist Lou opeens wanneer het kreupele hart van hun huwelijk stil was blijven staan. De kleine, fatale gedachte die sinds de avond van haar verjaardag latent aanwezig was geweest zette zijn veren op en vloog langzaam naar haar bewustzijn. Dat was de datum die boven de overlijdensakte van hun huwelijk hoorde te staan. Ze had het toen al gezien, maar het niet als een feit herkend. Zij en Phil waren Fat Jack en Maureen in de maak. Gastheer en parasiet. Twee vreemden.